Het nieuwe KB arbeidsplaatsen van 10 oktober 2012 richt zich voornamelijk op werkplekken in gebouwen, maar ook werkplekken in open lucht komen aan bod. De nieuwe regels zijn niet van toepassing op tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. Het schaft een heleboel ARAB artikels af en heft het KB van 27 april 2004 over werk- en rustzitplaatsen op.
Verder geeft het KB een opsomming van gedetailleerde maatregelen over een hele reeks items zoals de vrije oppervlakte per werknemer, het aantal m³ verse lucht per uur, de minimale verlichting, aantal kleedkamers, toiletten en douches, … Let ook op het verplichte karakter van de schoonmaak van de werkplekken en de dagelijkse schoonmaak van de lokalen van sociale voorzieningen zoals sanitair en refter.
Principe
Het Koninklijk besluit handelt voornamelijk over zes aspecten van de arbeidsplaatsen: uitrusting, verlichting, luchtverversing, temperatuur, sociale voorzieningen en werkzitplaatsen en rustzitplaatsen. Voor elk van deze aspecten legt het KB de algemene doelen vast die de werkgever moet trachten te bereiken en gebaseerd op risicoanalyses. De manier waarop deze doelen behaald worden, mag de werkgever vrij kiezen. Wij stippen alvast de belangrijkste passages aan uit het nieuwe KB.
Arbeidsplaats en schoonmaak
Art. III.1-6.- De oppervlakte, de hoogte en het luchtvolume van de lokalen waarin gewerkt wordt zijn:
1° tenminste 2,5 m hoog;
2° iedere werknemer beschikt over een werkelijke ruimte van tenminste 10 m3;
3° iedere werknemer beschikt over een vrije oppervlakte van tenminste 2 m2.
Art. III. 1-9. De werkgever zorgt ervoor dat de arbeidsplaatsen en de gebouwen waarin zij zich bevinden worden schoongemaakt en onderhouden in functie van de aard van de activiteiten van de onderneming of inrichting en de aard van de risico’s voor de werknemers:
1° kiest hij de geschikte schoonmaakmethodes;
2° kiest hij de geschikte schoonmaakmiddelen, die hij op passende wijze onderhoudt;
3° kiest hij schoonmaakproducten die geschikt zijn voor het onderhoud;
4° bepaalt hij de frequentie van het onderhoud en de schoonmaak evenals het ogenblik ervan.
Glazen wanden en deuren
Art. III.1-10.- Ttransparante of lichtdoorlatende wanden, deuren en poorten moeten uit veiligheidsmateriaal zijn vervaardigd. en indien de kans bestaat dat werknemers ge-wond raken als een deur of een poort breekt, moeten deze oppervlakken tegen indrukken wor-den beveiligd.
Klapdeuren en –poorten moeten transparant zijn of van transparante panelen zijn voorzien.
Op transparante deuren / wanden worden op ooghoogte een markering aangebracht.
– Deuren op het traject van vluchtwegen zijn op een passende wijze gemarkeerd volgens boek III, titel 6.. Deze deuren kunnen te allen tijde van binnenuit geopend worden zonder speciale hulp.
Art. III.1-19.- Automatische deuren en poorten zijn uitgerust met gemakkelijk herkenbare en toegankelijke noodstopvoorzieningen en kunnen ook met de hand worden geopend, tenzij ze bij een energiestoring automatisch opengaan.
Art. III. 1-27- De laadkaaien en laadplatforms zijn afgestemd op de afmetingen van de te vervoeren ladingen en beschikken over tenminste één uitgang. Laadplatforms bieden, binnen de grenzen van het mogelijke, een zodanige veiligheid dat de werknemers niet kunnen vallen of geklemd geraken.
Verlichting
Wanneer de werkgever de eisen uit normen NBN-EN 12464-1 (Licht en verlichting – Werkplekverlichting – Deel 1: Werkplekken binnen) en NBN-EN 124 64-2 (Licht en verlichting, Werkplekverlichting – Deel 2: Werkplekken buiten) toepast, dan wordt vermoed dat hij in orde is met de regels rond verlichting. Hoe de werkgever dit doel bereikt, staat hem vrij.
Verluchting en schoonmaken
Art. III.1 – 42. De lokalen en de sociale voorzieningen zelf worden tenminste één maal per dag schoongemaakt, zodat ze te allen tijde blijven beantwoorden aan de hygiënische voorschriften. Bij ploegenarbeid worden de lokalen en de sociale voorzieningen voor iedere ploegwisseling schoongemaakt.
Art. III. 1 – 45. Er wordt voorzien in aparte kleedkamers, douches en toiletten voor mannen en vrouwen. Wanneer er enkel wastafels aanwezig zijn, omdat er geen douches vereist zijn, wordt er voorzien in aparte wastafels voor mannen en vrouwen.
Kleerkast
Art. III. 1-48 § 3. Wanneer de werknemers worden blootgesteld aan vocht of vuil of wanneer er een risico is op intoxicatie of besmetting beschikken zij over twee individuele kleerkasten, de ene voor de eigen kledij, de andere voor de werkkledij.
Douches
Art. III. 1-53. De werkgever stelt een douche met warm en koud water ter beschikking van de werknemers, indien:
1° de werknemers worden blootgesteld aan overmatige warmte;
2° de werknemers sterk bevuilend werk verrichten;
3° de werknemers worden blootgesteld aan gevaarlijke chemische of biologische agentia.
Er wordt voorzien in één douche per groep van zes werknemers die gelijktijdig de arbeidstijd beëindigen. De doucheruimten zijn voldoende ruim bemeten om iedere werknemer in staat te stellen zich onder hygiënisch verantwoorde omstandigheden ongehinderd te wassen.
Toiletten
Art. III. 1-56. De toiletten bestaan uit één of meerdere individuele wc’s en desgevallend urinoirs, samen met één of meerdere wastafels. De toiletten zijn volledig gescheiden voor mannen en vrouwen, en bevinden zich dicht bij hun werkpost, de rustlokalen, de kleedkamers en de douches. De werknemers moeten zich vrij naar de toiletten kunnen begeven.
Art. III. 1-57. Het aantal individuele wc’s bedraagt tenminste 1 per 15 mannelijke werknemers die gelijktijdig worden tewerkgesteld en tenminste 1 per 15 vrouwelijke werknemers die gelijktijdig worden tewerkgesteld.
De individuele wc’s voor de mannelijke werknemers kunnen worden vervangen door urinoirs, op voorwaarde dat het aantal individuele wc’s tenminste 1 bedraagt per 25 mannelijke werknemers die gelijktijdig worden tewerkgesteld. Per vier wc’s of urinoirs is er één wastafel.
Boterhammen op kantoor
Art. III. 1-58. De werkgever mag toelaten dat werknemers die tewerkgesteld worden in eenzelfde kantoor-ruimte, daar de maaltijd gebruiken, voor zover de hygiëne te allen tijde gewaarborgd is en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en het comité over deze mogelijkheid een voorafgaand akkoord hebben gegeven.
Zwangere vrouwen en borstvoeding
Art. III. 1-62.- de werkgever stelt een onopvallend en gesloten lokaal ter beschikking van:
1° de zwangere werkneemsters, waar zij in liggende positie kunnen rusten in aangepaste om-standigheden wat het comfort betreft;
2° de werkneemsters die borstvoeding geven om hen de mogelijkheid te geven om: (a) borstvoeding te geven, indien de aanwezigheid van het kind op de arbeidsplaats niet verboden is gelet op de risico’s; (b) melk af te kolven en deze te bewaren in hygiënische omstandigheden.
Dit lokaal is tevens uitgerust met een voorziening om zich te wassen.
Bronnen en meer informatie:
www.werk.belgie.be