Het KB van 30 augustus 2013 (B.S. 7.10.2013) bevat een regeling voor de keuze, de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen. Die regeling wordt Titel VII, Hoofdstuk III van de Codex over het welzijn op het werk. Zo wordt het huidig artikel 54 quarter van het ARAB opgeheven.
Eerst CBM’s en in laatste instantie PBM’s
Collectieve beschermingsmiddelen (cbm’s) zijn technische middelen die een risico afschermen van de personen die mogelijk aan dit gevaar worden blootgesteld. Denk aan leuningen, rolsteigers of een afzuiginstallatie. Ze mogen niet worden verward met persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm’s) als een helm of een valharnas. In tegenstelling tot persoonlijke beschermingsmiddelen, beschermt een collectief beschermingsmiddel iedereen in de omgeving van het gevaar.
Definitie in de wetgeving (art. 3. 4°)
Een collectief beschermingsmiddel (CBM) wordt gedefinieerd als ‘elke beschermingsuitrusting die tot doel heeft de werknemer te beschermen tegen één of meerdere gevaren die zijn veiligheid of gezondheid op het werk kunnen in het gedrang brengen evenals alle aanvullingen of accessoires die hiertoe bestemd zijn, en die gelijktijdig de volgende kenmerken vertonen:
a) ze is dermate ontworpen en geïnstalleerd dat ze zo rechtstreeks mogelijk inwerkt op de oorzaak van het risico zodat dit risico maximaal wordt beperkt;
b) ze is bestemd om, voorafgaand aan de uitvoering van het werk te worden geïnstalleerd;
c) ze is van die aard dat de werknemer niet actief moet tussenkomen om zijn veiligheid en gezondheid op het werk te verzekeren’.
Risicoanalyse (art. 6)
Om die gevaren te kunnen inschatten, moet de werkgever een risicoanalyse uitvoeren. Hij identificeert met andere woorden de gevaren die men niet kan uitschakelen met technische of organisatorische maatregelen. De risico’s worden geëvalueerd zodat men de meest geschikte collectieve beschermingsmaatregelen kan kiezen.
De werkgever bepaalt de omstandigheden waaronder een CBM gebruikt moet worden. Daarom vraagt hij het advies van de preventieadviseur die deskundig is op het vlak van arbeidsveiligheid, en de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die het gezondheidstoezicht op de werknemers uitvoert.
Wanneer CBM’s nodig ?
Een bijlage II bij het nieuwe KB biedt hulp. Ze bevat een lijst van activiteiten en arbeidsomstandigheden waarvoor het ter beschikking stellen van CBM in elk geval noodzakelijk is. Enkele details hieruit:
• Blootstelling aan een val van meer dan 2 m
• Bovenlat leuning bevindt zich op 1 m tot 1,2 m hoogte en een tussenleuning tussen 40 tot 50 cm boven het werk- of loopvlak.
• De kantplanken zijn tenminste 15 cm hoog.
Aankoopprocedure ‘3 groene lichten’ (art. 12)
Voor de aankoop van CBM hanteert men opnieuw de procedure van de drie groene lichten. Hiermee bedoelt men dat drie opeenvolgende stappen moeten worden genomen. Men mag enkel overgaan tot de volgende stap indien de vorige werd uitgevoerd, m.a.w. indien het vorige licht op groen werd gezet. De procedure van de drie groene lichten beoogt dus een risicobeheersing in drie stadia:
• vóór de bestelling;
• bij de levering;
• bij het in dienst nemen
Opleiding en instructies (art. 22)
De werknemers moeten een gepaste opleiding en training krijgen in een verstaanbare taal voor iedere gebruiker. Elk CBM moet vergezeld zijn van geschreven instructies inzake:
• de installatie
• de gebruikswijze
• het onderhoud
• nazicht en controle.
Meer weten
De wettekst : 30 AUGUSTUS 2013. – Koninklijk besluit tot vaststelling van algemene bepalingen betreffende de keuze, de aankoop en het gebruik van collectieve beschermingsmiddelen (B.S. 7.10.2013)