In bedrijven en thuis vind je vandaag overal accu’s. Denk aan accu’s in vorkheftrucks, poetsmachines, palletwagens. Natte accu’s kennen risico’s. Het belangrijkste risico is de kans op brand. Als u accu’s tijdens de nacht oplaadt, is dat risico nog groter. Er is dan niemand die tijdig kan ingrijpen als er iets misgaat.
Verschil natte of droge batterij
Een droge of gel batterij (accu) is volledig gesloten en onderhoudsvrij. Of je de batterij nu recht of ondersteboven houdt, zij levert altijd energie. Een natte batterij daarentegen bevat een vloeistof (elektrolyt) die uitloopt als je de batterij niet rechtop houdt. Vaak zijn deze batterijen niet geheel onderhoudsvrij.
Welk risico’s ?
Een groot risico bij accu’s is de kans op brand. Brand kan door verschillende oorzaken ontstaan. Wat zijn de belangrijkste oorzaken waarmee u rekening moet houden?
1. Warmte
Als u een accu oplaadt, ontstaat er warmte. Als die warmte omslaat in hitte, kan er brand ontstaan. Dat kan gebeuren als de accu slecht is, of als de acculader of aansluitkabel kapot is. Maar ook als de acculader is ingebouwd en daardoor zijn warmte niet kwijt kan. Ook vervuiling door stof kan leiden tot een te hoge temperatuur.
2. Het knalgas
Bij het laden van natte batterijen komt waterstof vrij door elektrolyse van de elektrolyt. De vrijkomende waterstof (H2) kan met de in de lucht aanwezige zuurstof een explosief mengsel vormen dat bekend staat als knalgas. Dit mengsel is explosief bij een minimale concentratie van waterstof in lucht van 4 % (volumeprocenten), er is slechts 0,019 J minimale ontstekingsenergie nodig.
Waterstof is lichter dan lucht, reukloos en de vlam is onzichtbaar. Als waterstofgas vrijkomt bij het laden van de batterij, stijgt het naar het plafond of het hoogste punt van het dak. Is de ventilatie verkeerd of niet voldoende, dan blijft het knalgas daar hangen. Schakelt iemand de verlichting aan, dan kan een vonk ontstaan waardoor het gas ontploft.
3. Vonken
Koppelt u een accu los van de lader terwijl er stroom op staat of schakelt iemand de verlichting aan ? Dan ontstaan er vonken waardoor het aanwezige knalgas kan ontploffen.
Preventiemaatregelen
Om de kans op brand en schade te beperken, kan je de volgende maatregelen nemen:
1. De laadzone
- Probeer de acculader te plaatsen in een ruimte die verder leeg is. In een afzonderlijke ruimte, waardoor de gevolgen van een brand beperkt blijven tot die ruimte. Reken 10 m2 per arbeidsmiddel dat geladen moet worden.
- Laat minstens 2 meter vrij rondom en boven de acculader. Plaats deze niet bij een stapelrek of opslag van brandbare zaken als papier, karton…
- Zorg voor een goed op de buitenlucht geventileerde ruimte waarin de acculader staat. Zo voorkomt u dat knalgas zich ophoopt en verkleint u het ontploffingsgevaar.
- De luchtaanvoeropeningen moeten zo laag mogelijk in de ruimte zijn aangebracht. De luchtafvoeropeningen moeten zo hoog mogelijk in de ruimte zijn aangebracht.
- Plaats een brandblusser (CO2 of schuim) in de buurt op 5 meter van de acculader.
- Scherm de acculaadzone af. Plaats er een vangrail of frame om de zone te beschermen tegen aanrijdingen. Breng de nodige belijningen en pictogrammen aan.
- Verbod op roken of las-, slijpwerkzaamheden in de zone.
- De elektrische installatie moet op het benodigde vermogen berekend zijn. De verlichting, stopcontacten, branddetectie, camera’s… in de laadzone moeten explosieveilig (Atex-wetgeving) zijn uitgevoerd.
2. De acculader
- Plaats de acculader minimaal 50 centimeter vrij van de vloer op een verhoging. Dan is de kans op stof kleiner. Stof kan tot verhitting leiden en daardoor brand veroorzaken. Installeer een beugel naast iedere acculader om de oplaadkabels in op te hangen.
- Controleer de laadkabels regelmatig. Is er iets niet in orde? Laat dat dan meteen herstellen.
- Schakel de acculader uit voordat u de accu aan- of loskoppelt van de lader.
- Laat heftrucks en accu’s periodiek keuren door uw externe dienst voor technische controles.
- Alleen goed geïnstrueerd personeel mag werkzaamheden verrichten en de kabel aan- en afsluiten.
3. Gebruik natte accu’s
- De vloeren moeten vloeistofdicht zijn. In de directe omgeving dienen absorptie- en schoonmaakmiddelen aanwezig zijn voor het opruimen van zwavelzuur. Gemorst zuur dient te worden geneutraliseerd met natriumcarbonaat.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen dienen aanwezig te zijn omdat gewerkt wordt met corrosief zwavelzuur (voorschort, gelaatsbescherming of veiligheidsbril en rubber handschoenen). Tevens dient een oogdouche aanwezig te zijn.
- De voorraad zwavelzuur dient in een lekbak bewaard te worden.